Een schrikkeldag valt aan het einde van februari, wat vroeger de laatste maand van het jaar was, waarna in de lente het nieuwe jaar aanbrak. Waarom hebben we vandaag nog een extra dag? Kunnen we ook zonder?
Onze kalender is een zonnekalender, gebaseerd op de dag en het jaar, twee tijdsbegrippen met een regelmaat van geheel verschillende oorsprong. Een dag is een omwenteling van de aarde om haar as. Een jaar is de periode van de baan van de aarde rond de zon. Een jaar duurt 365,2422 dagen. Julius Caesar gebruikte een benadering van 365,25 dagen voor de kalender, maar in 1582 nam paus Gregorius XIII 365,2425 dagen als benadering, te schrijven als 365 + 1/4 – 3/400. Na een jaar van 365 dagen begin je dus bijna een kwart dag te vroeg aan het volgende jaar. Na vier jaar is dat opgeschoten tot bijna een dag. We voegen dan een schrikkeldag in en eindigen datzelfde jaar dan 3/400 dag te laat. In 400 jaar loopt dat op tot drie dagen en daarom slaan we drie keer per vier eeuwen de schrikkeldag over.
Niemand verzet zich tegen de schrikkeldag, maar sommigen hebben meer moeite met de schrikkelseconde die af en toe op 31 december toegevoegd wordt om de onregelmatig draaiende aarde te corrigeren. Ze zouden de tijd liever langer ongemoeid laten om dan een keer per eeuw of zo een schrikkelminuut toe te voegen.
Zie ook: Er heeft enkel keren in de geschiedenis een dag met als datum 30 februari bestaan
Bron: Prof. dr. John Heise, Universiteit Utrecht en SRON, Nationaal Instituut voor Ruimteonderzoek