De Nederlandse woordenschat bevat erfwoorden en leenwoorden. De hoogfrequentie basiswoordenschat (met woorden als bijvoorbeeld zijn, zitten, staan, liggen …) is uiteraard inheems. Men schat dat de Nederlandse woordenschat ongeveer de helft uit leenwoorden bestaat. Vele ervan zijn echter weinig frequent. De oorsprong van de leenwoorden is zeer divers. Sommige ervan zijn na een omzwerving door andere talen in het Nederlands terechtgekomen, zoals tomaat uit het Spaans (via het Frans?) tomate, uit het Nahuatl (tomatl), de taal van de Azteken.
Men kan bij leenwoorden een onderscheid maken tussen vreemde woorden, bastaardwoorden en volledig aangepaste woorden. Vreemde woorden zijn nog duidelijk uitheems. Men kan dat zien aan de structuur van het woord of men kan het horen aan de uitspraak ervan, zoals computer (< Engels). Andere leenwoorden hebben zich gedeeltelijk aan het Nederlands aangepast. Hun vreemde herkomst blijft duidelijk, maar ze zijn toch al goed ingeburgerd, zoalscitroen (< Frans citron). Helemaal ingeburgerd zijn leenwoorden als zolder of kelder, waarvan enkel specialisten weten dat ze in de Romeinse tijd uit het Latijnse solarium en cellarium zijn ontleend.
Bronnen:
Prof. dr. Jacques Van Keymeulen, Vakgroep Nederlandse Taalkunde, Universiteit Gent.