Oorspronkelijk komt de bloem ook niet uit Turkije, maar uit Kazachstan en Xinjiang (noordwest China). Het endemisch centrum ligt in Iran, Kazachstan en Afghanistan; later ontdekten Aziatische nomadische Turken ze in tuinen in onder meer Iran. Ze werd later ook in Turkije zelf waargenomen, waar het een populaire voorjaarsbloeier werd, voor hen het symbool van leven en vruchtbaarheid. In 1562 kwam de tulp via Antwerpen als eerste Europa binnen. Rond 1593 verschenen de eerste exemplaren in Nederland.
De communicatie van planten met hun omgeving is gericht op twee doelen: ter bevordering van de voortplanting en ter verdediging tegen belagers. Zo kennen planten verschillende manieren om insecten te lokken die voor bestuiving kunnen zorgen. Daarnaast proberen planten zich op verschillende manieren te verdedigen tegen hun vijanden, de aanvretende insecten.
Uit klassiek onderzoek van Roger Ulrich uit 1984 blijkt dat patiënten die een galblaasoperatie hebben ondergaan, sneller herstellen en minder medicatie nodig hebben als ze op een kamer liggen met utizicht op natuur in vergelijking met patiënten die op een blinde muur uitkijken.
Vergelijkbare resultaten werden gevonden in werk-situaties: bij uitzicht op een groene omgeving functioneren werknemers beter dan bij uitzicht op een blinde muur. Gevangenen die uitkijken op een blinde muur melden zich vaker ziek dan gevangenen die uitkijken op grasland en bos.
De helende werking van de natuur is in alle tijden erkend. Bij de oude Grieken, honderden jaren v. Chr., watren Asclepieia de gezondheidscentra van die tijd. Bij het onderwerp en de ligging werd rekening gehouden met de energie van de natuur.
In de middeleeuwen waren tuinen belangrijke elementen van de medische centra in kloosters.
In de achttiende eeuw ontwikkelde men in Frankrijk het paviljoenziekenhuis. Ook hierbij werd de natuurlijke omgeving gezien als een therapeutisch instrument.
In onze tijd zijn zogenaamde Planetree-ziekenhuizen ontstaan als reactie tegen de steriele, klantonvriendelijke ziekenhuizen.
Dr. ir. Jan Hassink, Plant Research International, Wageningen Universiteit.
Sinaasappels en sinaasappelsap is altijd goed geweest voor de vitamine C, tenminste zo is dat ons altijd geleerd, maar er zijn genoeg vruchten waar heel veel meer vitamine C in zit.
Kakadu plum 3100
Camu Camu 2800
Rozenbottel 2000
Acerola 1600
Rode peper 190
Guave 100
Kiwi 90
Broccoli 90
Lychee 70
Papaya 60
Framboos 60
Sinaasappel 50
Citroen 40
Grapefruit 30
Mandarijn 30
Mango 20
Aardappel 20
Tomaat 10
Ananas 10
Druif 10
Abrikoos 10
Pruim 10
Watermeloen 10
Banaan 9
Wortel 9
Kers 7
Perzik 7
Appel 6
Komkommer 3
(aantal mg vitamine C per 100 gram)
Bronnen:
http://en.wikipedia.org/wiki/Vitamin_C#Plant_sources
Zwevende algen zijn eencellig en men denkt dat er ongeveer 500 soorten voorkomen in de Noordzee. Een van die algen in de Nederlandse kustwateren is Phaeocystis pucheti. Phaeocystis vormt kolonies en ook kolonieslijm. Dat slijm heeft een aantal functies. De kolonies zijn moeilijker te eten door algeneters en het slijm bevat reservevoedsel en ook afweerstoffen tegen bacteriën en virussen. Soms is er door bepaalde omstandigheden zoals veel fosfaat en hoge temperatuur een groter dan normale algenbloei. Als de algen eind mei, begin juni afsterven, wordt de gelatine door de golven tot schuim opgeklopt en zien we grote hopen schuim die langs de Nederlandse kusten op het strand worden geblazen.
Schuim op het strand is vervelend, want dan komen er geen toeristen en ook al is het niet gevaarlijk, het ziet er vies uit. Ook veroorzaakt dit op grote schaal zuurstoftekorten in het water en daardoor sterven vissen en andere dieren. Phaeocystis produceert ook dimethylsulfide, een broeikasgas.
Bronnen:
Dr. Annelies C. Pierrot-Bults, Zoölogisch Museum Amsterdam, Universiteit van Amsterdam.